Een uitdeinende nachtmerrie of toch niet?
We zijn enorm trots dat COTTYN Advocaten opnieuw een bijdrage heeft mogen leveren aan het gerenommeerde tijdschrift Ondernemers van Voka Oost-Vlaanderen! Deze keer deelt Frederik Renders zijn expertise en inzichten over “Bestuurdersaansprakelijkheid”.
Ben je nieuwsgierig geworden en wil je meer weten? Het volledige artikel is terug te vinden via deze link op pagina 44 of hieronder:
Over bestuurdersaansprakelijkheid is al heel wat inkt gevloeid, niet alleen omdat het bepalen van de grenzen van een dergelijke aansprakelijkheid niet eenvoudig is maar ook omdat de wetgever meer en meer grondslagen invoert en de rechter dus meer handvaten heeft om een bestuurder aansprakelijk te stellen.
Tijd om het geheugen wat op te frissen? De algemene bepaling van wat een bestuurder moet doen kan je terugvinden in artikel 2:51 van het “nieuwe” Wetboek voor Vennootschappen en Verenigingen (“WVV”), ondertussen reeds van 2019. “Elk lid van een bestuursorgaan of dagelijks bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak”.
Dit geldt voor bestuurders van alle rechtspersonen met rechtspersoonlijkheid. Ook in tal van andere wettelijke bepalingen zijn bestuurdersaansprakelijkheden ingeschreven.
Voor de toepassing van de verschillende aansprakelijkheidsgronden gelden verschillende voorwaarden evenals beperkingen in tijd en in hoofde van wie een aansprakelijkheidsvordering kan stellen en wanneer. Ook de rechter kan niet altijd even ver gaan bij de beoordeling van een beweerde fout. Zo bestaat bijvoorbeeld het concept van de marginale toetsing waarbij men slechts kan nagaan of een fout werd begaan die ieder normaal, zorgvuldige en voorzichtige bestuurder niet zou hebben begaan.
Die toetsing is onder meer van toepassing op een gewone fout. Bijvoorbeeld een bedrijfspand dat getroffen wordt door een brand, maar de bestuurder die heeft nagelaten om een brandverzekering af te sluiten of het omzetcijfer van de vennootschap dat fantastisch is maar de vervallen schuldvorderingen jammer genoeg ook en de bestuurder onderneemt niets om ze te innen.
Bij dit type fout speelt ook de hoofdelijke aansprakelijkheid tegen alle bestuurders en feitelijke bestuurders. De aansprakelijkheidsvordering tegen alle bestuurders kan dan worden gesteld, behalve wanneer zij hun verzet tegen de foutieve handeling in de notulen van de bestuursvergadering hebben laten opnemen.
Je kan als bestuurder ook aansprakelijk worden gesteld voor de schade die derden lijden ten gevolge van een inbreuk op de vennootschapswetgeving of de statuten van de vennootschap. Bijvoorbeeld bij de vennootschap laten handelen buiten haar statutair doel, het niet/laattijdig neerleggen van de goedgekeurde jaarrekeningen of het niet toepassen van de alarmbelprocedure.
Wanneer het bestuursorgaan een beslissing moet nemen waarbij een bestuurder een rechtstreeks of onrechtstreeks belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met het belang van de vennootschap dient een specifieke procedure te worden gevolgd waarbij de betrokken bestuurder niet mag deelnemen aan de beraadslaging over de betrokken handeling.
Zelfs wanneer deze procedure wordt gevolgd blijft voorzichtigheid geboden. Ook dan kan je als bestuurder immers nog aansprakelijk worden gesteld indien de betrokken handeling jou een onrechtmatig financieel voordeel verschaft of niet te rechtvaardigen valt vanuit het vennootschapsbelang.
Het begaan van een kennelijk grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement is een voorbeeld van een aansprakelijkheid die je niet kan terugvinden in het WVV doch wel in het Wetboek Economisch Recht (“WER”), meer bepaald onder de insolventiebepalingen.
Art. XX.225 WER stelt: “Indien bij faillissement van een onderneming, de schulden de baten overtreffen, kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders […] persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de onderneming ten belope van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement.”
Die aansprakelijkheidsvordering valt pas open na het faillissement en kan in principe enkel door de curator worden ingesteld.
Met “kennelijk grove fout” bedoelt men een fout die een normaal voorzichtig en redelijk bestuurder niet zou hebben begaan, die bovendien een inbreuk inhoudt op de essentiële gedragsnormen van de samenleving en die in hoofde van de bestuurder onvergeeflijk is, hetgeen wil zeggen dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had moeten weten dat de fout tot het faillissement zou bijdragen.
Nog een aansprakelijkheidsgrond die pas ontstaat na het faillissement is de mogelijke aansprakelijkheid van bestuurders voor het geheel of een deel van de bij het faillissement verschuldigde sociale bijdragen indien zij, tijdens een periode van vijf jaar vóór dat faillissement ook betrokken waren bij twee of meer andere faillissementen of vereffeningen waarbij RSZ-schulden onbetaald zijn gebleven.
Uw aansprakelijkheid als bestuurder kan ook in het gedrang komen wanneer de vennootschap nalaat de bedrijfsvoorheffing of btw-schulden te betalen. Als die tekortkoming te wijten is aan een fout in de uitvoering van het bestuursmandaat zal de bestuurder hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de betaling van de schulden.
De laatste telg binnen het lijstje van de bestuurdersaansprakelijkheden, en eveneens enkel van toepassing na het faillissement, is de zogenaamde “wrongful trading”.
Die bepaling werd ingevoerd in artikel XX.227 van het WER. Het komt er op neer dat men die bestuurders wil sanctioneren die, alhoewel ieder redelijk mens al zou beslist hebben tot “het neerleggen van de boeken”, om welke reden(en) dan ook, koppig de activiteiten verderzetten en de schade daardoor vergroten niettegenstaande er geen “redelijk vooruitzicht was om de onderneming of haar activiteiten te behouden en een faillissement te vermijden”.
Tot slot kan je als bestuurder ook aansprakelijk worden gesteld ten aanzien van derden of de vennootschap wanneer je een buitencontractuele fout begaat waaruit schade voortvloeit. Niet zelden geven dergelijke fouten bovendien aanleiding tot strafrechtelijke vervolging. Denk daarbij aan feiten van oplichting vanuit de vennootschap of diefstal van vennootschapsgoederen.
Indien uw aansprakelijkheid toch in het gedrang zou komen, verzacht het WVV de gevolgen daarvan enigszins door de aansprakelijkheid te beperken tot specifieke bedragen, variërend naargelang de gemiddelde omzet en het gemiddelde balanstotaal van de vennootschap, doch ook onderhevig aan tal van uitzonderingsgronden die de beperking in de praktijk dreigen uit te hollen (vb. zware fout, bedrieglijk opzet, fraude, fiscale schulden).