Het Wetboek van Economisch Recht definieert een handelsagentuurovereenkomst als de overeenkomst waarbij een partij, de handelsagent, door een andere partij, de principaal, permanent en tegen vergoeding, en zonder dat hij onder diens gezag staat, belast wordt met het bemiddelen van zaken in naam en voor rekening van de principaal.
Opdat er sprake zou zijn van een handelsagentuurovereenkomst dient aan alle elementen van deze definitie te zijn voldaan:
- de handelsagent bemiddelt bij het tot stand komen van zaken. Onder bemiddeling kan worden verstaan het actief optreden en het onderhandelen of tussenbeide komen om een overeenkomst tot stand te brengen;
- de activiteiten van de handelsagent worden vergoed. Die vergoeding kan bestaan uit een vast bedrag of een variabele commissie, of uit een combinatie van beide vergoedingsvormen.
- de principaal oefent geen gezag uit over de handelsagent, hetgeen impliceert dat een handelsagent steeds een zelfstandige activiteit uitoefent en dus nooit een werknemer kan zijn van de principaal;
- de handelsagent treedt op in naam en voor rekening van de principaal, en is dus steeds een vertegenwoordiger van de principaal;
- er bestaat een permanente band tussen de handelsagent en de principaal. Dat betekent niet dat een handelsagent slechts voor één principaal zou kunnen werken of dat hij zijn activiteiten niet als bijberoep zou kunnen uitoefenen. Met het vereiste van een permanente band wordt wel aangeduid dat de verhouding tussen handelsagent en principaal een duurzaam en stabiel karakter dient te hebben.
Een makelaarsovereenkomst is de overeenkomst tussen een opdrachtgever en een zelfstandige tussenpersoon, de makelaar, wiens beroepsactiviteit erin bestaat te bemiddelen bij het tot stand komen van overeenkomsten in naam en voor rekening van de opdrachtgever, doch zonder dat hij met die opdrachtgever een permanente band heeft.
De aard van de activiteiten van de makelaar is dus identiek aan deze van de handelsagent. De beide handelsovereenkomsten verschillen evenwel op één essentieel punt: de makelaar heeft, in tegenstelling tot de handelsagent, geen duurzame verhouding met zijn opdrachtgever. De band tussen opdrachtgever en makelaar is daarentegen louter occasioneel en beperkt zich in de meeste gevallen tot het vervullen van een eenmalige opdracht. De makelaar maakt bijgevolg geen deel uit van de commerciële organisatie van zijn opdrachtgever.
De kwalificatie van een samenwerkingsverband als een handelsagentuurovereenkomst, dan wel een makelaarsovereenkomst, heeft verstrekkende gevolgen voor de rechten en verplichtingen van de betrokken contractspartijen.
Handelsagentuurovereenkomsten zijn immers onderworpen aan dwingende wetgeving, die een regeling voorziet voor onder meer de betaling van een commissie ingeval na het einde van de overeenkomst nog zaken worden afgesloten, het respecteren van een opzegtermijn, respectievelijk de betaling van een opzeggingsvergoeding naar aanleiding van de beëindiging van de overeenkomst en de betaling van een uitwinningsvergoeding voor het cliënteel dat door de handelsagent tijdens de uitvoering van zijn opdracht werd aangebracht.
Deze dwingende wetgeving is niet van toepassing op makelaarsovereenkomsten. De positie van de handelsagent is zodoende beter beschermd dan die van de makelaar, die zich de rechten die de handelsagent uit de wetgeving haalt immers zelf zal moeten voorbehouden door ze in de makelaarsovereenkomst op te nemen.