Een nieuwe vorm van alternatieve geschillenbeslechting
De recente Wet van 19 december 2023 introduceert kamers voor minnelijke schikking in Belgische hoven en rechtbanken. Deze kamers bieden een alternatieve manier om geschillen op te lossen buiten de rechtszaal. Ze zijn bedoeld om efficiëntie en samenwerking te bevorderen.
In onderstaand artikel gaat Dominique Matthys dieper in op deze materie.
Een nieuwe vorm van alternatieve geschillenbeslechting
De kamers voor minnelijke schikking
We kennen reeds sedert enige tijd de (buitengerechtelijke) geschillenbeslechting via arbitrage, bemiddeling en collaboratieve onderhandeling.
Daar komt nu de verwijzing naar een kamer voor minnelijke schikking bij.
De Wet van 19 december 2023 « houdende diverse bepalingen in burgerlijke en gerechtelijke zaken », gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 december 2023 , bevat een aantal wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek, waaronder de invoering van kamers voor minnelijke schikking in hoven en rechtbanken (zowel eerste aanleg als arbeidsrechtbank en ondernemingsrechtbank).
Concreet voorziet deze wet in de oprichting van kamers voor minnelijke schikking door bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de rechterlijke organisatie te wijzigen en door afdelingen in te voegen in het hoofdstuk “Minnelijke oplossingen van geschillen” dat in 2018 is ingevoegd. Een specifieke afdeling is gewijd aan de aanhangigmaking bij en de werking van die kamer. Tevens worden enkele wijzigingen aangebracht aan de minnelijke schikking teneinde bepaalde procedureaspecten te verduidelijken.
De essentie van de wettekst luidt als volgt:
Art. 36. In afdeling III, ingevoegd bij artikel 35, wordt een artikel 734/1 ingevoegd, luidende:
“Art. 734/1. § 1. De zaken kunnen ter minnelijke schikking worden voorgelegd aan de kamer voor minnelijke schikking onder de voorwaarden bedoeld in artikel 731/1.
Het geschil kan ook ter minnelijke schikking aan de kamer voor minnelijke schikking worden voorgelegd, onder de voorwaarden bedoeld in artikel 733/1, eerste lid.
De partijen worden opgeroepen overeenkomstig artikel 732. § 2. Op verzoek van een van de partijen of indien hij dit nuttig acht tenzij alle partijen daartegen gekant zijn, kan de rechter ook, gedurende het gehele geding, de doorverwijzing van de zaak naar de kamer voor minnelijke schikking van dezelfde rechtbank of van hetzelfde hof bevelen, middels eenvoudige vermelding op het proces-verbaal van de zitting.
Binnen drie dagen na die beslissing zendt de griffier het dossier van de procedure over aan de griffier van de kamer voor minnelijke schikking waarnaar de zaak werd doorverwezen.
De griffier van de kamer voor minnelijke schikking roept de partijen bij eenvoudige brief op om te verschijnen, binnen een maand, op de dag, de plaats en het uur van de zitting waarop de zaak zal worden behandeld.
Indien er evenwel ernstige aanwijzingen zijn dat de ene partij geweld, bedreigingen of enige andere vorm van druk gebruikt of heeft gebruikt ten aanzien van de andere partij, is artikel 1734, § 1, derde lid, van overeenkomstige toepassing. § 3. In de gevallen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, zijn de artikelen 732, tweede en derde lid en 733, tweede lid, van toepassing.”
Art. 37. In dezelfde afdeling III wordt een artikel 734/2 ingevoegd, luidende:
“Art. 734/2. § 1. In de zaken die op grond van artikel 734/1, § 1, eerste lid, aanhangig zijn gemaakt en waarbij de minnelijke schikking uitkomst biedt, worden de bewoordingen van de schikking door de kamer voor minnelijke schikking opgetekend in het proces-verbaal van verschijning tot minnelijke schikking, waarvan de uitgifte wordt voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging, tenzij de partijen daarvan afzien. § 2. In de gevallen bedoeld in artikel 734/1, § 1, tweede lid, en § 2, waarbij de minnelijke schikking uitkomst biedt, kan akte worden genomen van de bewoordingen van het geheel of gedeeltelijk akkoord in een vonnis of een arrest overeenkomstig artikel 1043.”
Art. 38. In dezelfde afdeling III wordt een artikel 734/3 ingevoegd, luidende:
“Art. 734/3. § 1. In de zaken die op grond van artikel 734/1, § 1, eerste lid, aanhangig zijn gemaakt en waarbij de minnelijke schikking geen uitkomst biedt, sluit het proces-verbaal van verschijning tot minnelijke schikking de procedure af.
Vervolgens kunnen de partijen, indien ze dat wensen, een gewone gerechtelijke procedure inleiden om hun geschil door de rechtbank of het hof te laten beslechten. § 2. In de gevallen bedoeld in artikel 734/1, § 1, tweede lid en § 2, waarbij de minnelijke schikking geen uitkomst biedt, wordt de gewone gerechtelijke procedure voortgezet voor de oorspronkelijke kamer.
De kamer voor minnelijke schikking verwijst het dossier, volgens dezelfde vormvereisten als bepaald bij artikel 734/1, § 2, eerste en tweede lid, door naar de oorspronkelijke kamer.
Indien een van de partijen op de hoorzitting voor een minnelijke schikking daarom heeft verzocht, roept de griffier van de oorspronkelijke kamer de partijen bij gerechtsbrief op om te verschijnen op de dag, de plaats en het uur van de zitting waarop de zaak zal worden behandeld. Dit verzoek kan ook schriftelijk door een van de partijen na de doorverwijzing worden gedaan.”
Art. 39. In dezelfde afdeling III wordt een artikel 734/4 ingevoegd, luidende:
“Art. 734/4. § 1. De zittingen tot minnelijke schikking die worden gehouden door de kamers voor minnelijke schikking verlopen in raadkamer overeenkomstig artikel 757, § 2, eerste lid, 14°. Alles wat wordt gezegd of geschreven in de loop van en ten behoeve van die zittingen is vertrouwelijk overeenkomstig artikel 1728. Bij schending van de vertrouwelijkheidsplicht, is artikel 1728, § 4, van toepassing.
Met instemming van de partijen, kan de rechtbank of het hof, indien de rechtbank of het hof dit nuttig acht, ook aparte gesprekken voeren met elk van de partijen. § 2. Op de dag van de zitting tot minnelijke schikking moeten de partijen in persoon verschijnen, in voorkomend geval bijgestaan door hun advocaten of de personen die worden vermeld in artikel 728. Indien een rechtspersoon in het geding is, wordt die vertegenwoordigd door een natuurlijke persoon die hem kan verbinden behoudens andersluidende beslissing van de kamer voor minnelijk schikking. § 3. Zowel de partijen als de rechter bij de kamer voor minnelijke schikking kunnen te allen tijde een einde stellen aan de minnelijke schikking. § 4. Een rechter die de verzoeningsprocedure heeft uitgevoerd in een geschil dat aan de kamer voor minnelijke schikking is voorgelegd, onthoudt zich ervan deel te nemen aan een vonnis of arrest over de uitkomst van hetzelfde geschil voor een andere kamer. Doet hij dat niet, dan kan hij worden gewraakt overeenkomstig artikel 828, 9°. § 5. Op de eerste zitting van minnelijke schikking zet de rechter de beginselen van dit artikel uiteen.”
Concreet komt de nieuwe regeling hierop neer dat een procespartij, hetzij alvorens een procedure voor de rechtbank of het hof van beroep op te starten, hetzij in de loop van de aldaar reeds opgestarte procedure, over de mogelijkheid beschikt om de betwisting aanhangig te laten maken bij een daartoe door de rechtbank op het hof opgerichte kamer tot minnelijke schikking.
Deze kamer wordt voorgezeten door een magistraat van de rechtbank of het hof, die de partijen aanhoort, al dan niet in aanwezigheid van hun respectievelijke advocaten, en die een poging onderneemt om tussen de partijen een minnelijke oplossing van het geschil tot stand te brengen.
De persoonlijke aanwezigheid van de partijen is een vereiste.
De zitting verloopt achter gesloten deuren, en de gesprekken die aldaar worden gevoerd blijven strikt vertrouwelijk. Komt derhalve geen akkoord tot stand, dan mag wat tijdens de schikkingszitting werd gezegd niet worden gebruikt in de nadien aangespannen of voortgezette procedure over de grond van de zaak.
Deze procedure over de grond van de zaak zal trouwens moeten worden gevoerd voor een ander magistraat dan deze die in de kamer voor minnelijke schikking zetelde.
Het moge duidelijk zijn dat de kamer tot minnelijke schikking geen beslissing aan de partijen kan opdringen: ze zetelt niet als vonnisgerecht, en het kan dus volstaan dat één van de partijen weigert om een akkoord te sluiten om vast te stellen dat geen minnelijke schikking werd bereikt en de zaak aan het vonnisgerecht te onderwerpen.
Komt daarentegen een akkoord tot stand, dan worden de bewoordingen daarvan opgenomen in een proces-verbaal waaraan uitvoerbare kracht kan worden verleend.
De vraag rijst wanneer de rechter tot verwijzing naar een kamer tot minnelijke schikking zal overgaan. De tekst van artikel 734/1. § 1, al. 3 Ger.W. voorziet immers in verschillende mogelijkheden: “Op verzoek van een van de partijen of indien hij dit nuttig acht tenzij alle partijen daartegen gekant zijn, kan de rechter ook, gedurende het gehele geding, de doorverwijzing van de zaak naar de kamer voor minnelijke schikking van dezelfde rechtbank of van hetzelfde hof bevelen, middels eenvoudige vermelding op het proces-verbaal van de zitting”, wat inhoudt:
- dat een verzoek van één van de partijen kan volstaan, met dien verstande dat hierop slechts zal worden ingegaan indien de rechter dit nuttig acht; dit veronderstelt dus een feitelijke appreciatie, die aan de discretionaire beoordeling van de rechter wordt overgelaten.
- dat tegen de beslissing van de rechter tot verwijzing naar een kamer voor minnelijke schikking geen onmiddellijk hoger beroep openstaat: krachtens artikel 1050, lid 2 Ger.W. kan tegen een beslissing alvorens recht te doen immers slechts hoger beroep worden ingesteld samen met het hoger beroep tegen het eindvonnis.
- dat geen verwijzing mogelijk is wanneer àlle partijen daartegen gekant zijn.
De wet is inmiddels reeds sedert januari 2024 in werking getreden, en de toekomst zal uitwijzen of daarvan frequent gebruik zal worden gemaakt. Het lijkt alvast duidelijk dat deze wet met de nodige omzichtigheid zal moeten worden toegepast, om te vermijden dat een stap naar de kamer voor minnelijke schikking een nutteloze en dus tijdrovende zijsprong in het procesverloop zou worden.