Bijzonder onderzoek van de Hoge Raad voor de Justitie
Vandaag nam de familie van de heer Jozef Chovanec kennis van het verslag van het onderzoek dat werd gevoerd door de Hoge Raad voor de Justitie naar aanleiding van het overlijden van de heer Jozef Chovanec.
De familie erkent het bijzonder karakter van dit onderzoek. Het is namelijk de eerste keer in haar geschiedenis dat de Hoge Raad voor de Justitie een onderzoek voert tijdens een lopend gerechtelijk onderzoek. Vanzelfsprekend betekent dit dat de Hoge Raad voor de Justitie de nodige restricties heeft gelet op het lopend onderzoek, een onderzoek waarin zij niet kan tussenkomen (het geheim van het onderzoek).
De familie beseft dat de taak van de Hoge Raad voor de Justitie bestaat in het analyseren van de algemene werking van justitie en zij, mede gelet op het feit dat het gerechtelijk onderzoek nog lopende is, niet de mogelijkheid heeft om zich inhoudelijk uit te spreken over het dossier. De Hoge Raad voor de Justitie is geen rechter ten gronde, noch is zij een tuchtorgaan in deze zaak.
Ondanks deze beperkingen, stelt de familie tot haar tevredenheid vast dat de Hoge Raad voor de Justitie kritische bemerkingen formuleert over het verloop van het onderzoek en de werking van justitie, hetgeen resulteert in tien aanbevelingen. Zo kan niet voorbij gegaan worden aan de vaststelling dat de Hoge Raad voor de Justitie akte neemt van het feit dat de burgerlijke partij een bijzonder actieve houding heeft aangenomen in het dossier, dit reeds vanaf de start van het dossier. Zo was het de burgerlijke partij die het gerechtelijk onderzoek diende op te starten. Ondanks het feit dat een man was overleden in een politiecel had het parket hiertoe nog geen initiatief genomen. De Hoge Raad voor de Justitie beveelt ter zake een evaluatie aan van de bestaande richtlijnen en gebruiken ter zake.
Ook tijdens het onderzoek diende de burgerlijke partij steevast eenzelfde actieve houding aan te nemen om vooruitgang te kunnen boeken in het dossier. Zo werden diverse onderzoeksdaden gevraagd door de burgerlijke partij, bij gebreke aan een actieve rol van het parket of de onderzoeksrechter.
De Hoge Raad voor de Justitie verwijst eveneens naar de tussenkomst van de Kamer van Inbeschuldigingstelling bij het Hof van Beroep te Bergen. De Hoge Raad voor de Justitie stelt vast dat dit controlemechanisme in de praktijk amper wordt gebruikt, alhoewel wettelijk voorzien. Ook hier stelt de Hoge Raad voor de Justitie vast dat het initiatief tot tussenkomst van de Kamer van Inbeschuldigingstelling kwam van de burgerlijke partij en dus niet van het openbaar ministerie.
De familie hoopt dat de diverse aanbevelingen nu ook effectief in de praktijk worden omgezet zodat dit rapport geen dode letter blijft. De familie hoopt dat het realiseren van deze aanbevelingen tot gevolg zal hebben dat overlijdens zoals dat van de heer Chovanec in de toekomst vermeden kunnen worden en dat in ieder geval navolgende gerechtelijke onderzoeken op een meer transparante, actievere en grondigere wijze zullen worden gevoerd.
Voorts drukt de familie de hoopt uit dat, eens het gerechtelijk onderzoek is afgelopen, de zaak voor de rechter ten gronde wordt gebracht zodat alle elementen van het onderzoek kunnen worden besproken, dewelke nu niet konden worden geëvalueerd, gelet op het geheim van het onderzoek. In die zin neemt de familie akte van het feit dat de Hoge Raad voor de Justitie stelt het gemaakte verslag te zullen opvolgen en ‘desgevallend ook grondiger zal onderzoeken nadat de rechterlijke beslissing is gewezen.‘